Plaats voor 100 miljoen bomen?

Honderd miljoen bomen erbij in Nederland? ‘Ik ben al blij als we de helft gaan halen’

Uit: de Volkskrant van 30 januari door Mac van Dinther

De nieuwe Bossenstrategie van minister Schouten stelt een ambitieus doel: 37 duizend hectare nieuw bos in 2030. Dat zou in Nederland, een van de minst bosrijke landen van Europa, niet misstaan. Maar waar moet de bomen komen, als elke vierkante meter al een bestemming heeft? 

Op een veld in de Biesbosch bij Dordrecht zit een man op zijn knieën op de grond en plant een boom. Zijn zoon Dirk Bos maakt de gaten, wijst Wim Bos. Die zit een stukje verderop op een minigraver met een grondboor voorop, een soort eenhoorn op rupsbanden. Wat Wim moet doen is de boompjes in de gaten zetten en de aarde met de hand aandrukken. Met een boomplantmachine gaat het sneller, zegt Wim terwijl hij in zijn besmeurde groene regenpak naar het volgende gat kruipt. ‘Maar dan krijg je kaarsrechte rijen. Wij laten de gaten af en toe verspringen. Dat is speelser.’ Bovendien is de grond hier veel te nat om met grote machines te werken, aldus Dirk. ‘Dan rijd je het land kapot.’
Hier wordt op voormalige weidegrond onder de rook van Dordrecht 10 hectare bos aangeplant, met zoete kers, fladderiep, esdoorn, berk en eik. In opdracht van Staatsbosbeheer, maar gesponsord door een dakdekkersbedrijf.
Het moet het begin zijn van 37 duizend hectare nieuw bos. Want dat is wat minister Carola Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselbeheer heeft beloofd in haar onlangs gepubliceerde Bossenstrategie: 10 procent meer bos in 2030. Dat zijn ruim honderd miljoen bomen, oftewel drieënhalf keer de oppervlakte van de stad Utrecht.
Het plan is in de bossenwereld ontvangen met een mengeling van blijdschap en scepsis. Vreugde over het feit dat er eindelijk weer een visie op bos ís. ‘De laatste keer dat daar sprake van was, dateert alweer van dertig jaar geleden’, zegt Gert-Jan Nabuurs, hoogleraar Europees bos van Wageningen University & Research (WUR).
Maar achter de blijdschap heerst twijfel, omdat twee belangrijke vragen onbeantwoord blijven: waar moet al dat nieuwe bos komen? En wie gaat dat betalen?
Martijn Boosten van Probos, een kennisinstituut over bosbouw, kiest zijn woorden zorgvuldig. ‘Ik hoop dat ik ongelijk krijg. Maar ik denk niet dat we het binnen tien jaar gaan halen.’ Hij wil niet cynisch zijn, bezweert Frits Mohren, hoogleraar bosecologie en bosbeheer. ‘Maar ik heb al heel wat plannen voorbij zien komen. Ik ben al blij als de helft van de doelstelling in 2030 wordt gehaald.’
Dat toch blijdschap overheerst, komt doordat de Nederlandse bosbouw lijdt aan het calimerocomplex, aldus Mohren. Nederland is een van de minst bomenrijke landen van Europa met 370 duizend hectare bos: 11 procent van het landoppervlak. Wij zijn een land van akkerbouwers en veeboeren, zegt Mohren. ‘Bos hangt altijd aan de laatste tiet.’

Het staat in contrast met de warme gevoelens die Nederlanders voor bomen koesteren. De terreinen van Staatsbosbeheer trekken jaarlijks 150 miljoen recreanten en tijdens de coronacrisis werden de bossen op mooie dagen compleet overlopen. Hoezeer burgers zich verbonden voelen met het bos blijkt ook uit de hoogoplopende emoties als ergens bomen worden gekapt: overal komen actie- en bewonersgroepen daartegen in opstand.
Bossen hebben meer dan alleen een recreatieve functie, benadrukt Boosten. Ze hebben ook waarde voor houtoogst, biodiversiteit en het klimaat. Alle Nederlandse bossen samen slaan jaarlijks ruim 1,7 miljoen ton CO2 op, gelijk aan de uitstoot van bijna 400 duizend huishoudens. Dat zou volgens Boosten best meer mogen worden benadrukt. ‘Wij zijn als bossenwereld veel te bescheiden.’
De bossen van Nederland zijn relatief jong. Halverwege de 18de eeuw was het land bijna kaal: de meeste bomen waren gekapt voor landbouwgrond en brandhout. Het grote herbebossen begon in de 19de eeuw met het beplanten van ‘woeste gronden’, zoals stuifzand en heidevelden.
Dat ging in de 20ste eeuw door met de oprichting van ondernemingen als de Heidemij en Staatsbosbeheer, die onvruchtbaar land ontgonnen met bosaanplant. Tussen 1750 en 1950 werd 160 duizend hectare bos aangeplant. In de laatste helft van de vorige eeuw kwam daar nog eens 100 duizend hectare bovenop. Daarna stokte de aanwas.
Niet dat er geen plannen waren. In 1994 was er een Bosbeleidsplan dat voorzag in 75 duizend hectare nieuw bos tot 2020. Daar kwam weinig van terecht: tussen 1990 en 2013 kwam er 11 duizend hectare bos bij, in de periode tussen 2013 en 2017 was er zelfs sprake van een afname.

Resultaten uit het verleden bieden dus geen garantie voor de toekomst, concludeert Boosten. Maar de situatie is nu misschien anders, voegt hij toe. ‘Door de klimaatcrisis is de urgentie hoger, het gevoel dat er meer bos bij moet komen, wordt breder gedragen. Maar dan moeten er wel hardere keuzen worden gemaakt.’ Die mist hij in Schoutens plannen.

Zoals het antwoord op de vraag waar die honderd miljoen nieuwe bomen moeten komen. Bij de Bossenstrategie is geen plattegrond van Nederland meegeleverd waarop nieuw bos is ingetekend. De invulling wordt overgelaten aan de provincies. Dat is niet voor niets, want zo gauw je plekken gaat aanwijzen, kun je er vergif op innemen dat er protesten komen.

Daar kan hoogleraar Nabuurs over meepraten. Vier jaar geleden stelde hij voor de Nederlandse bos- en houtsector een plan op voor de aanplant van 100 duizend hectare nieuw bos in Nederland. Op een kaartje waren mogelijke locaties omcirkeld: Groningen en Drenthe, Noord-Overijssel, de Betuwe, Noord-Limburg, Zeeuws-Vlaanderen en het Groene Hart.

Er stak een storm van protest op onder boeren die vreesden land te moeten inleveren voor bos. De discussie polariseerde in rap tempo, zegt Nabuurs. Zo gaat het steeds: ‘Nederland is een klein land, met dure grond en grote landbouwbelangen.’

‘Elke vierkante meter van Nederland heeft al een bestemming’, beaamt woordvoerder Imke Boerma van Staatsbosbeheer, dat vijfduizend hectare uit de Bossenstrategie voor zijn rekening neemt. Dat gebeurt op eigen grond, maar ook daarvoor is goedkeuring nodig van gemeenten en provincies. ‘Daar hebben we onze handen aan vol.’

Vorig jaar is Staatsbosbeheer begonnen met het aanplanten van 70 hectare bos, de doelstelling van dit jaar staat op 200 hectare. Dat moeten er 500 worden, benadrukt Boerma. ‘Daarvoor moeten we hard aan de bak.’

Naast de kwestie waar het nieuwe bos moet komen is er de vraag wie dat gaat betalen. De Bossenstrategie valt uiteen in twee delen. 15 duizend hectare is gepland binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de oude Ecologische Hoofdstructuur. Dat moet worden betaald met het geld dat al is gereserveerd voor het voltooien van het NNN.

De andere 22 duizend hectare bos moet buiten het NNN worden gerealiseerd. Een deel daarvan, 3.400 hectare, is bedoeld als compensatie voor bomen die de afgelopen jaren zijn gekapt voor andere natuur zoals heide en stuifzand. Gebieden die honderd jaar geleden juist met bos zijn ontgonnen, maar nu zeldzaam dreigen te worden.

Voor deze compensatie is geld uitgetrokken: ruim 220 miljoen euro. Maar voor de resterende 19 duizend hectare niet. Daar is nog een miljoen of dertig voor beschikbaar uit het Klimaatakkoord Bomen, Bos en Natuur. Een druppel op een gloeiende plaat, zegt Bart Nyssen van de Unie van Bosgroepen, de koepel van bos- en natuureigenaren.

Voor de aanleg van bos buiten het NNN moet grond worden aangekocht. ‘Dat is meestal landbouwgrond.’ Nyssen maakt een snelle rekensom: een hectare landbouwgrond in Nederland kost ongeveer 60 duizend euro. Tel daar 15 duizend euro bij voor de kosten van beplanting. ‘Dan kom je voor 19 duizend hectare bos op bijna 1,5 miljard euro.’ Met 30 miljoen kom je dan niet ver.

Voor aanvullende financiering rekent de Bossenstrategie op alternatieve verdienmodellen, zoals de aanleg van bos financieren uit woningbouw (vijfduizend hectare), combinaties van bossen met landbouw (zevenduizend) en windmolens (tweeduizend) en de uitgifte van koolstofcertificaten voor bedrijven die hun CO2-uitstoot willen compenseren met de aanplant van Nederlands bos.

Het probleem is dat al deze verdienmodellen nog in de kinderschoenen staan. De markt voor koolstofcertificaten is vrijwillig en bestaat nog niet of nauwelijks, zegt Wytze van der Gaast van de Stichting Nationale Koolstofmarkt (SNK). ‘Wij zijn nog maar net bezig.’

Voor landbouw met bomen, zoals voedselbossen en bosstroken op akkers en weilanden is veel animo, maar het is onwaarschijnlijk dat dit binnen afzienbare tijd zal leiden tot de aanplant van duizenden hectares extra bos, denkt hoogleraar Mohren. ‘Dat wordt schromelijk overschat.’

Wat ‘windbossen’ betreft: Staatsbosbeheer kondigde in 2011 plannen aan om bossen te combineren met windmolens. Daar is weinig van terechtgekomen, erkent woordvoerder Boerma. ‘Het bleek ingewikkelder dan we dachten. Het is al moeilijk om locaties te vinden voor bos. Met windmolens erbij wordt het nog lastiger.’

Dan is er nog de mogelijkheid dat bedrijven de aanleg van bos sponsoren. Daar is veel belangstelling voor, zegt Frank van Hedel, accountmanager van Buitenfonds, de stichting die voor Staatsbosbeheer sponsorcontracten met bedrijven afsluit voor bos- en natuurprojecten.

Dan gaat het om multinationals als Microsoft en Shell maar ook om de bakker op de hoek, vertelt Van Hedel, terwijl hij door de blubber van de Biesbosch ploetert. Zo worden de tien hectare hier gefinancierd door een dakdekkersbedrijf uit Gorinchem dat zijn CO2-uitstoot wil compenseren met Nederlands bos. ‘Die zitten er heel ideologisch in.’

Wie een bos wil sponsoren via Buitenfonds betaalt 20 tot 25 duizend euro per hectare. Dat zijn vooral beplantings- en verzorgingskosten, de grond is al eigendom van Staatsbosbeheer. Zou de grondaankoop daar nog bijkomen, dan worden de kosten drie tot vier keer zo hoog.

Daar heeft volgens Van Hedel niemand trek in. ‘Een hectare bos sponsoren is in Nederland sowieso al vijf tot zes keer zo duur als in het buitenland.’ Op verzoek organiseert Buitenfonds ook plantdagen met het personeel. ‘Maar nu even niet.’ Vorig jaar wist Buitenfonds de aanleg van 40 hectare bos te financieren, dit jaar hopen ze op het dubbele. Qua omvang zal het altijd bescheiden blijven, benadrukt hij. ‘Het is een illusie te denken dat je hiermee duizenden hectares nieuw bos gaat financieren.

Met de verdienmodellen uit de Bossenstrategie gaat Nederland die 19 duizend hectare bos niet halen, concludeert Nyssen van de Unie van Bosgroepen. Dat zou volgens hem ook niet nodig moeten zijn. ‘De maatschappij heeft behoefte aan bos. Dat is een zinvolle besteding van belastinggeld. Ik vind dit echt een overheidstaak. Misschien niet helemaal, maar grotendeels.’

De Bossenstrategie leunt te veel op het bij elkaar vegen van losse snippers, zegt Boosten van Probos. ‘Dat is misschien realistisch. Maar niet de beste oplossing.’ Hij mist behalve geld ook visie. ‘Als je echte klappers wil maken, kom je er niet onderuit landbouwgronden aan te wijzen voor bebossing’, zegt Boosten. ‘Het Rijk kan gratis geld lenen. Waarom stoppen we niet een paar miljard euro in een Deltafonds bosbouw om landbouwgrond op te kopen en boeren te compenseren voor gederfde inkomsten? Als je wilt kan het. Op deze manier schiet het niet op.’

Geld is een zwak punt in de Bossenstrategie, erkent de Wageningse hoogleraar Nabuurs. Toch houdt hij de moed erin. ‘Tien jaar geleden mocht op het ministerie nog niet eens over bos worden gesproken. Er is echt iets aan het veranderen.’

Her en der is nog wel geld beschikbaar, denkt Nabuurs. Er zijn miljoenen uitgetrokken voor de bestrijding van de stikstofuitstoot en natuurverbetering, hopelijk komt er nog wat geld uit Brussel: misschien dat daarmee geld bij elkaar kan worden geschraapt voor nieuwe bossen. 37 duizend hectare bos erbij, dat is 1 procent van het landoppervlak. ‘Dat moet toch te doen zijn? Het is niet zo dat we half Nederland gaan bebossen.’

We moeten ons ook niet blindstaren op die termijn van tien jaar, vindt zijn collega-hoogleraar Mohren. Duurzaam bosbeheer is een kwestie van de lange termijn. Daarvoor worden in de Bossenstrategie wel goede keuzen gemaakt, aldus Mohren, met de uitbreiding van natuurbos, meer aandacht voor biodiversiteit en revitalisering van het bestaande bos. ‘Dan gaat het om een oppervlakte die tien keer zo groot is.’ Of die 37 duizend hectare gehaald wordt, is in dat grotere verband minder belangrijk. ‘Je moet ergens beginnen.’

Dat begin wordt in ieder geval gemaakt in de Biesbosch. Als vader en zoon Bos klaar zijn, hebben ze ruim 40 duizend nieuwe boompjes geplant. Het gekke is dat ze verderop juist aan het kappen zijn, zegt Wim, terwijl hij modder van zijn regenpak veegt. Hij wijst naar de provinciale weg waar een rij populieren wordt gerooid. Zijn zoon Dirk heeft het ook gezien. ‘Gelukkig planten wij sneller dan zij kappen.’